Column: Hulpstukkenfetisj en spannende magazijntjes

Ik heb een lichte hotelverslaving. Nou, bij nader inzien denk ik dat het toch wel iets meer is dan dat. Gisteren was ik even op hotelbezoek in Brussel. In combinatie met een stedentrip is een goed hotel helemaal top en daar kan ik geen nee tegen zeggen. Gelukkig deelt mijn vrouw mijn mening. Je mag ons best 20 weekenden per jaar naar een hotel sturen. Vele hotels hebben we al mogen bezoeken: een aardig rondje Nederland, veel Scandinavië, de meeste grote steden in Europa, beetje Afrika en een beetje Azië. Dat zijn ondertussen honderden overnachtingen. Cruiseschepen zijn natuurlijk ook drijvende hotels. Als we al dat geld opzij hadden gelegd waren we nu klaar geweest, maar ik had het rondreizende hotelleven voor geen goud willen missen. Sterker nog: ik ga er zo lang mogelijk mee door. Natuurlijk breng je feitelijk weinig tijd door in een hotel, je bent immers de hele dag onderweg om de stad van je keuze te ontdekken. Maar daaromheen kies ik toch heel graag voor de rust en service van een mooi hotel. We hebben als gezin weleens 3 maanden in een hotel gewoond en onze zoon is in een hotel geboren. Wij zijn dus echte hotello’s. De dynamiek die binnen hotelmuren heerst zorgt bij mij steevast voor een zekere opwinding. De voorpret! Het inpakken! De reis ernaartoe is al fijn! Daarna gevolgd door de ontvangst, de zorg, de service en de kwaliteit van een fijn hotel maakt me helemaal blij. Wil je me een cadeau geven? Doe maar een mooi hotelweekend. Het mooie aan een hotel is dat je bij binnenkomst eigenlijk binnen 5 minuten al weet of er een topweekeinde in het vooruitzicht ligt, of dat het een moeizame danwel leerzame sessie zal worden. Mensen verklaren me voor gek, omdat ik onlangs mijn najaar-vakantie heb geannuleerd. Maar ja, ik kan mijn geld ook maar een keer uitgeven en dan kies ik graag voor een paar fijne diners, in combinatie met een bezoek aan een mooi hotel. Om na een heerlijke maaltijd te belanden in een vijfsterren-bad en bed is voor mij het summum. Het wordt nog beter als het hotel midden in een boeiende stad staat. Ik bedoel: als ik tijdens mijn tripje dus ook andere hotels kan bezoeken. I love hotels! Zeker als daar ook nog eens een overdadig ontbijtbuffet achteraankomt, dan wil ik het liefst de hele dag in zo’n fauteuil blijven hangen met op z’n tijd een hapje en drankje. Of een hippe brunch, een verrassende high tea, gezellig kletsen, mensen kijken, 6 gangenmenu, ik geniet overal evenveel van. Daarbij let ik graag op de serviesfetisj van de chef. Soms zijn de wijzen waarop gerechten of componenten worden geserveerd, nog creatiever en innovatiever dan de gerechten zelf. Ik houd zelf van degelijk kwaliteitsservies en hou daarbij volop rekening met wat praktisch is: stevig en stapelbaar. Elke chef heeft daar een eigen gedachte over. Ooit, ergens in de vorige eeuw, vonden we een lepel-amuse al vrij bijzonder, later werden het reageerbuizen, weckpotten en dakpannen, gevolgd door zo ongeveer alle (on)mogelijke attributen. We smeerden op handpalmen en lieten borden aflikken. Vandaag richten chefs zich toch vooral op bijzonder – en smart klein – kwaliteitsservies. Sommige chefs laten zelfs eigen lijnen ontwerpen en keramieken. Dat is helemaal de bom: een eigen bij elkaar gekleide servieslijn. Ik veronderstel dat elke ‘grote’ chef voor een jaarsalaris of (veel) meer aan servies heeft opgeslagen. Dat zijn spannende magazijntjes. Elke menukaart vraagt blijkbaar om een nieuw servies of tenminste een aantal onderdelen. Serviezen zijn de kick-bezorgende hulpstukken van de chef. En omdat de collega’s allemaal min of meer diezelfde fetisj hebben, word ik steeds vaker verrast door fijne gerechten op superserviezen. Komende week mag ik er zelf weer een beetje nieuw servies bij shoppen. Daarna weer een weekeindje weg met mijn lief. Nu al zin in!

Plaats een reactie